Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Flora- en faunawet

 

Artikel 39
1
Een jachtakte, valkeniersakte of kooikersakte wordt geweigerd indien:
a
de aanvrager de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;
b
de aanvrager niet genoegzaam heeft aangetoond in de gelegenheid te zijn om met gebruikmaking van een geweer of met een jachtvogel te jagen in een jachtveld, waarin hem het genot van de jacht overeenkomstig de artikelen 33 of 34 toekomt of waarin hem de uitoefening van dat genot overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 36 is toegestaan;
c
de aanvrager niet heeft aangetoond met gunstig gevolg een door Onze Minister erkend jachtexamen te hebben afgelegd;
d
de aanvrager geen geldig bewijs van verzekering als bedoeld in artikel 54, zesde lid, heeft overgelegd;
e
er grond is om aan te nemen dat de aanvrager van de bevoegdheid om wapens en munitie voorhanden te hebben misbruik zal maken of hierdoor een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen;
f
er grond is om aan te nemen dat de aanvrager van de bevoegdheid om te jagen misbruik zal maken of hierdoor een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen;
g
er grond is om aan te nemen dat de aanvrager van de bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding als bedoeld in Hoofdstuk V, titel III, afdeling 1, • 3, misbruik zal maken of hierdoor een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen;
h
er grond is om aan te nemen dat de aanvrager nalatig zal zijn te doen wat een goed jager betaamt bij de uitoefening van de jacht;
i
aan de aanvrager de bevoegdheid om te jagen is ontzegd bij een rechterlijke uitspraak, welke voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, en de tijd, voor welke die bevoegdheid is ontzegd, nog niet is verstreken of
j
de aanvrager in de twee jaren, voorafgaande aan het verzoek tot het verkrijgen van een jachtakte, valkeniersakte of kooikersakte wegens één der bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten, dan wel wegens een feit strafbaar gesteld bij de Wet op de dierenbescherming of de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voorzover het gedragingen als bedoeld in hoofdstuk III van die wet, betreft, is veroordeeld dan wel deswege een strafbeschikking tegen hem is uitgevaardigd.
2
Het bepaalde in het eerste lid, onderdeel d, is niet van toepassing voorzover de aanvrage een valkeniersakte betreft.
3
Het bepaalde in het eerste lid, onderdelen b en d, is niet van toepassing voorzover de aanvrage een kooikersakte betreft.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •